Yestermap

Van Echtenstraat, joodse begraafplaats

1731

Historische panden Van Echtenstraat Hoogeveen

Joodse begraafplaats


In tegenstelling tot veel andere plaatsen, hebben de joden in Hoogeveen een dodenakker toegewezen gekregen op het terrein van de protestantse kerk en ook in het centrum (van de plaats) en niet op een terrein ver buiten de plaats. Dit was voor de joden een probleem, maar in de toenmalige verhoudingen (Joden werden hooguit getolereerd) konden ze hier niets tegen doen.


Om dit te begrijpen moeten we naar de joodse religie. Binnen het jodendom is alles wat met dood te maken heeft, onrein. Wie in aanraking komt met de dood is onrein, en mag vervolgens niet meer worden aangeraakt, mag niets officieels doen. Is als het ware een outcast. Om weer rein te worden moet er een ritueel bad genomen worden in het mikweh. Het mikweh in Hoogeveen was vanaf het eind van de 18e eeuw bij het huis van de rabbi aan de Schutstraat (nu bakkerij Plaizier).


Om deze reden zijn joodse begraafplaatsen altijd ver van de bebouwing verwijderd. Een begraafplaats in het centrum was dan ook een groot probleem. Daarbij waren ze geen eigenaar van de grond. De eigenaren van de grond hebben tot het eind van de 18e eeuw geprobeerd om de joodse gemeenschap zoveel mogelijk dwars te zitten wat betreft de instandhouding en gebruik van de begraafplaats.


Dit gebeurde o.a. door het, zonder overleg, plaatsen van een hek met sleutel, zodat de gemeenschap bij een begrafenis niet eens de begraafplaats op kon. De vilder Cornelis Cock die vlak achter de begraafplaats woonde, gebruikte de begraafplaats om er zijn dieren op te jagen –ook varkens– en om zijn slachtafval te dumpen.


De begraafplaats liep oorspronkelijk verder naar het noorden, richting de nieuwe pastorie. Na de oorlog is het oorspronkelijke hek van de begraafplaats een eind naar het noorden opgeschoven, zodat er een trottoir en een parkeerhaven konden worden aangelegd. Onder het trottoir liggen nog gewoon joodse mede-Hoogeveners begraven. (Het hek is in 2020 verplaatst!)


De Joodse gemeenschap was na 1945 zo gedecimeerd dat er niet geprotesteerd werd. Officieel is 1731 het beginjaar van de begraafplaats, maar ook vrijwel zeker dat in het begin van de 18e eeuw deze plaats al werd gebruikt voor joodse doden.


Op de voorste van de nog overgebleven zerken staat de naam van Simon, zoon van Hesjoelam. Boven aan de zerk staat het symbool dat aangeeft dat hij een mohel was, dat is een kerkelijke besnijder.


Een ander symbool geeft aan dat hij een tokee-aa was, iemand die op het nieuwjaarsfeest op de sjofar, dat is de ramshoorn, blies. Erbij is vermeld dat zijn mond wijsheid verkondigde, dat hij God eerde met zijn stemgeluid. Zijn hand voltrok besnijdenissen, hij verrichtte veel naastenliefde, stierf onder goed gesternte, leefde als leidsman en weidde zijn kudde, gestorven op 25 mei 1810. De verwijzing naar het stemgeluid betekent dat hij tevens chazan, dat is voorzanger was.


Op de achterste zerk is vermeld Elchanan, zoon van Jacob, gestorven maart 1804. Erbij vermeld is 'verzadigd van jaren'. Deze begraafplaats werd vroeger het Smousenkerkhof genoemd. Een joods graf moet ten eeuwige dage onberoerd blijven en een begraafplaats mag niet met onbedekt hoofd betreden worden.


In werkelijkheid liggen op dit stukje grond alle Joodse mensen begraven die vanaf de 17e eeuw tot 1829 in Hoogeveen zijn overleden. Het moet dan om honderden individuen gaan.


De joodse gemeenschap kocht in 1829 een eigen begraafplaats aan de Molendijkswijk, nu Schutstraat. Dit is wat we nu kennen als de Zuiderweg en was toen alleen bereikbaar via een pad vanaf de Schutstraat. De nieuwe begraafplaats was dus niet ver van de plaats (Schutstraat) waar in 1799 de eerste synagoge werd gebouwd en in 1865 een nieuwe synagoge werd gebouwd.

Van Echtenstraat, joodse begraafplaats
Van Echtenstraat, joodse begraafplaats
Van Echtenstraat, joodse begraafplaats
Van Echtenstraat, joodse begraafplaats